-
1 officier
officier1 [offiesjee]〈m.〉♦voorbeelden:officier de la Légion d'honneur • officier van het Legioen van Eerofficier de la marine marchande • koopvaardijofficierofficier général • opperofficiergrand officier • grootofficierofficier subalterne • lagere officierofficier supérieur • hoofdofficierofficier de police judiciaire • opsporingsambtenaarofficier ministériel, public • (ministerieel) ambtenaar————————officier2 [offiesjee]〈 werkwoord〉1. m 2. v -
2 commission
n. commissie; verlening van een acad. of andere graad--------v. opdracht; benoeming tot officiercommission1[ kəmisjn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 opdracht♦voorbeelden:————————commission2〈 werkwoord〉 -
3 hold the (King's) commission
-
4 officer of the watch
officier die wacht houdt (officier verantwoordelijk voor bewaking als zijn commandant niet aanwezig is) -
5 jour
jour [zĵoer]〈m.〉1 dag3 opening ⇒ venster, naad♦voorbeelden:un jour ou l'autre • op een goede dagun jour de congé • een vrije dagjour d'exposition • kijkdagle jour des Morts • Allerzielenc'est le jour et la nuit • dat is een verschil als tussen dag en nachtjour de Pâques • paasdagjour des Rois • Driekoningenjour de sortie • vrije dagc'est à un jour de train • dat is één dag sporenvedettes d'un jour • eendagssterrenl'autre jour • een tijdje geleden, pas geleden, onlangsun beau jour • op een goede, mooie dagêtre dans son bon jour • z'n goede dag hebbenun de ces jours • één dezer dagenjusqu'à son dernier jour • tot zijn dood toetous les deux jours • om de andere dagjour férié • feestdagà jour fixé • op de afgesproken dag, datumdans huit jours • over een weekdonner ses huit jours à un domestique • een bediende ontslaance jour même • vandaag nogjours ouvrables • werkdagentous les jours • iedere dag, dagelijksde tous les jours • gewoon, alledaagsil y a un jour que … • het is een dag geleden dat …le jour d'avant, d'après • de vorige, volgende dagvenir à son jour et à son heure • geschieden op het door het lot bepaalde tijdstipd'un jour à l'autre • van de ene dag op de anderemettre à jour • bijwerkentenir à jour • bijhoudenêtre à jour • up-to-date zijn, bij zijnau jour le jour • gestaag, regelmatigofficier de jour • dienstdoend officierde jour • overdagservice de jour • dagdienstde nos jours • tegenwoordigde jour en jour • van dag tot dagle goût du jour • de thans heersende smaakc'est le héros du jour • hij is de held van de dagdu jour • van diezelfde dagnouvelles du jour • laatste nieuwsdes oeufs du jour • verse eierendu jour au lendemain • van de ene dag op de anderepar jour • per dagjour pour jour • op de dag afbeau comme le jour • beeldschoonclair comme le jour • zonneklaarun jour ou l'autre • op een goede dagun jour • eens, ooit, op een dag2 faux jour • slechte verlichting, vals lichtmettre au grand jour • openbaar makenjeter un nouveau jour sur • een nieuw licht werpen oppetit jour • ochtendschemeringen plein jour • op klaarlichte dagdonner le jour à un enfant • het leven schenken aan een kindse faire jour • duidelijk wordenil fait jour • het is dagdemain il fera jour • morgen komt er weer een dagle jour se lève • het wordt dagmettre au jour • aan het licht brengenvoir le jour • het levenslicht aanschouwen, geboren wordenpercer à jour • doorgronden, doorzien, doorhebben5 les vieux jours • de oude dag, ouderdomfinir ses jours à la campagne • z'n laatste levensdagen op het platteland slijten1. m1) dag2) (dag)licht3) venster2. joursm pl1) tijd -
6 taak
1 [functie, opdracht] task ⇒ job, duty, 〈 verantwoordelijkheid〉 responsibility, 〈 opdracht〉 assignment2 [school(wezen)] assignment♦voorbeelden:ik heb de prettige/aangename taak om … • it is my agreeable duty to …een zware taak op zich nemen • undertake an arduous taskzijn taak aanvangen, van zijn taak ontheven zijn • assume one's duties, be relieved of one's dutieshet is niet mijn taak dat te doen • it is not my place to do thathet is uw taak/de taak van de regering • it is up to you/the governmentde officier belast met de taak om … • the officer charged with the duty of …iemand een taak opgeven/opleggen • set someone a taskeen taak verrichten • perform/discharge a task/duty, do a jobeen belangrijke taak vervullen bij (de verkiezingen) • have/play an important part in (the elections)taak volbracht • mission accomplishedhet als zijn taak zien • see it as one's task/briefzich tot taak stellen iets te doen • make it one's business to do somethingtot taak hebben • have as one's dutytot taak krijgen • be given the task (of)zich van zijn taak kwijten • discharge one's dutyniet voor zijn taak berekend zijn • be unequal to one's task -
7 rank
adj. geil, grof--------n. rang, stand; rij; kolom--------v. indelen naar rang; graderenrank1[ rængk]1 rij ⇒ lijn, reeks♦voorbeelden:2 the rank and file • de manschappen 〈 met inbegrip van de onderofficieren〉; 〈 figuurlijk〉 de gewone manjoin the ranks of the unemployed • zich voegen bij het leger van werklozenthe lieutenant was reduced to the ranks • de luitenant werd tot gewoon soldaat gedegradeerdhe had risen from the ranks through study • door studie had hij zich opgewerkt♦voorbeelden:raised to the rank of major • tot (de rang van) majoor bevorderda playwright of the first rank • een van de allerbeste toneelschrijvers————————rank2〈 rankness〉3 stinkend ⇒ sterk (riekend), scherp (smakend)4 stuitend ⇒ smerig, grof♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 absoluut ⇒ onmiskenbaar, duidelijk♦voorbeelden:rank injustice • schreeuwende onrechtvaardigheidrank nonsense • kklare onzin————————rank33 〈 juridisch, economie〉 bevoorrecht zijn 〈 van schuldeiser〉 ⇒ in aanmerking komen voor, aanspraak maken op♦voorbeelden:rank as • gelden als3 I hope that my shares will rank for the next dividend • ik hoop dat mijn aandelen voor de volgende dividenduitkering in aanmerking komenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 plaatsen ⇒ neerzetten, rangschikken♦voorbeelden: -
8 superior
adj. hoogste, verheven--------n. aangesteldesuperior1[ soe:piəriə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 meerdere ⇒ superieur, hogere in rang, chef♦voorbeelden:————————superior22 superieur ⇒ buitengewoon, onovertroffen, uitstekend♦voorbeelden:superior grades of coffee • betere kwaliteit koffiesuperior in numbers • talrijker¶ be superior to • verheven zijn boven, staan bovenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 hoger ⇒ voornaam, deftig♦voorbeelden:his superior officer • zijn superieur/meerdere (in rang) -
9 außer
außer1〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:außer ihm hat sie keinen Freund • buiten, behalve hem heeft zij geen vriendaußer Haus(e) • buitenshuisaußer Landes leben • in het buitenland levenaußer Sicht sein • uit het gezicht zijnich geriet außer mir, mich • ik geraakte buiten mezelf————————außer2〈 voegwoord〉1 behalve (als), tenzij♦voorbeelden:1 das möchte keiner, außer ich selbst • dat zou niemand willen, behalve ikzelfes ist eine schöne Stadt, außer dass es keine interessanten Museen gibt • het is een mooie stad, alleen er zijn geen interessante museaes gibt keinen Ausweg, außer wir helfen uns selber • er is geen uitweg, tenzij we ons zelf helpen -
10 outgeneral
v. overtreffen als strateeg (betreffende officier); te slim af zijnoutgeneral -
11 kraag
♦voorbeelden:de kraag van zijn jas opzetten • relever le col de son manteauiemand bij zijn kraag grijpen • 〈 letterlijk en figuurlijk〉 saisir qn. au colletin z'n kraag gepakt worden • se faire épingler -
12 charge
n. prijs; verantwoordelijkheid; lading; beschuldiging--------v. rekenen (ook bij een betaling); gebieden; beginnen; opladen (ook van geweer); declarerencharge1[ tsja:dzj]3 prijs ⇒ kost(en), schuld4 iets/iemand waarvoor men verantwoordelijk is ⇒ pupil, beschermeling♦voorbeelden:face a charge of theft • terechtstaan wegens diefstalarrest someone on a charge of murder • iemand arresteren op beschuldiging van moord1 zorg ⇒ hoede, leiding♦voorbeelden:I've got charge of this class • ik heb de leiding in deze klastake charge of • de leiding nemen over, zich belasten metin charge of • verantwoordelijk voorin/under the charge of • onder de hoede van————————charge22 opladen ⇒ laden, vullen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bevelen ⇒ opdragen, instrueren♦voorbeelden:charge something (up) to/against one's account • iets op zijn rekening laten schrijven -
13 rosette
-
14 supérieur
supérieur [suupeerjur]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 boven- ⇒ bovenste, hoogste3 beter ⇒ superieur, uitstekend4 hooghartig ⇒ superieur, hautain5 groter ⇒ hoger, boven♦voorbeelden:cadres supérieurs • topfunctionarissenofficier supérieur • hoofdofficierle supérieur • het tertiair onderwijsun(e) supérieur(e) (hiérarchique) • meerdereêtre supérieur à • beter zijn danpère supérieur • priorun(e) supérieur(e) • overste1. m (f - supérieure)1) meerdere2) overste2. = supérieure; supérieuradj1) boven-, hoogste2) hoger, groter3) superieur, beter4) hooghartig -
15 avoir la rosette
avoir la rosette -
16 gezondheid
gezondheid1〈de〉♦voorbeelden:een toonbeeld van gezondheid • la santé mêmeeen zwakke gezondheid hebben • avoir une santé délicateblaken van gezondheid • respirer la santéje moet nooit spotten met je gezondheid • il ne faut pas plaisanter avec sa santéop uw gezondheid! • à votre santé!problemen hebben met zijn gezondheid • avoir des ennuis de santé————————gezondheid21 [bij klinken van glazen] à votre santé!⇒ à la vôtre!2 [tegen iemand die niest] à vos souhaits! -
17 marine
-
18 wacht
I 〈 de (mannelijk)〉II 〈de〉♦voorbeelden:de wacht betrekken • mount guard(de) wacht houden • be on/stand guard〈 nachtdienst in ziekenhuis〉 in de wacht zijn/zitten • be on/have dutywachten uitzetten • post guards/sentries¶ iemand de wacht aanzeggen • give someone a warning/talking toiets in de wacht slepen • carry off/pocket/bag something -
19 Militär
Militär1〈m.; Militärs, Militärs〉1 hogere officier, militair————————Militär2〈o.; Militärs〉1 leger(macht), krijgswezen♦voorbeelden:zum Militär einrücken, gehen • in het leger gaan
См. также в других словарях:
Paul Splingaerd — Le général Paul Splingaerd (林辅臣 Lin Fuchen), vêtu en mandarin. On distingue sur sa poitrine le « carré mandarin » orné de l envol de grue qui est le signe de son rang (1906) Paul Splingaerd (Bruxelles, 12 avril 1842 – Xi an, Shaanxi, 26 … Wikipédia en Français
Léon Degrelle — Naissance 15 juin 1906 Bouillon, Belgique Décès 31 mars 1994 (à 87 ans) Málaga, Espagne Origine … Wikipédia en Français
Leon Degrelle — Léon Degrelle Léon Degrelle Naissance 15 juin 1906 Bouillon, Belgique Décès 31 mars 1994 (à 87 … Wikipédia en Français
Johannes Nolet de Brauwere van Steeland — Johannes Carolus Hubertus Nolet de Brauwere van Steeland Johannes Nolet de Brauwere van Steeland (1815 1888) Nom de naissance Johannes Carolus Hubertus Nolet … Wikipédia en Français
Jacques Coghen — Le comte Jacques André Coghen (1791 1858) est un négociant, un financier et un homme politique belge de tendance libérale[1]. Biographie Jacques … Wikipédia en Français
Jan Vermeer — Johannes Vermeer Pour les articles homonymes, voir Vermeer (homonymie). Johannes Vermeer … Wikipédia en Français
Jan Vermeer van Delft — Johannes Vermeer Pour les articles homonymes, voir Vermeer (homonymie). Johannes Vermeer … Wikipédia en Français
Johannes Vermeer — Pour les articles homonymes, voir Vermeer (homonymie). Johannes Vermeer … Wikipédia en Français
Vermeer — Johannes Vermeer Pour les articles homonymes, voir Vermeer (homonymie). Johannes Vermeer … Wikipédia en Français
Vermeer de Delft — Johannes Vermeer Pour les articles homonymes, voir Vermeer (homonymie). Johannes Vermeer … Wikipédia en Français
Vermer — Johannes Vermeer Pour les articles homonymes, voir Vermeer (homonymie). Johannes Vermeer … Wikipédia en Français